Skip to main content
Details
Audio

Cerificeringsregeling personeel stellen en werkplekbeveiliging (versie 4.0)


afbeelding.png

   Certificeringsregeling Personeelstellen en Werkplekbeveiliging.pdf



Inhoudsopgave

1  Inleiding

2  Algemene eisen voor personeel stellen en werkplekbeveiliging

3  Aanvullende eisen voor personeel stellen

4  Aanvullende eisen voor werkplekbeveiliging

Colofon

1 Inleiding

In het kader van de ontwikkeling naar een grotere verantwoordelijkheid  heeft de overheid besloten veiligheidstaken die verband houden met het werken aan of op de railinfrastructuur  over te laten aan de railinfrabranche. Deze branche wordt vertegenwoordigd door de stichting railAlert. railAlert heeft, binnen de wettelijke kaders, regelgeving (het Normenkader Veilig Werken (NVW) en onderliggende documenten) vastgesteld voor de railinfrabranche. Deze regelgeving is bindend voor het werken aan, op of rond de railinfrastructuur van trein, metro en tram.

In het VVW-Trein zijn onder andere de volgende eisen opgenomen over de inzet van NVW-/VVW-veiligheidspersoneel:

  • voor het realiseren van de veilige werkplek moet zowel opdrachtgever als opdrachtnemer een veiligheidsorganisatie inrichten die bestaat uit daartoe bevoegde, gecertificeerde en door het bedrijf geschikt geachte medewerkers.

Voor het stellen van NVW-/VVW-veiligheidspersoneel of de werkplekbeveiliging in de railinfra is door de Werkkamer Systeemcertificering van Stichting railAlert een Certificeringsregeling personeel stellen (PS) en werkplekbeveiliging (WPB) opgesteld. In deze certificeringsregeling zijn eisen opgesteld om als organisatie gecertificeerd te worden voor het stellen van NVW-/VVW-veiligheidspersoneel (personeel stellen) en/of werkplekbeveiliging. Naast deze certificeringsregeling zijn de volgende twee documenten van toepassing:

a) Toetsingskader voor de certificerende instellingen.

b) Regeling nieuwe toetreders Certificeringsregeling personeel stellen (PS) en werkplekbeveiliging (WPB).

Het toepassingsgebied van deze Certificeringregeling is verdeeld in twee deelgebieden: personeel stellen (PS) en werkplekbeveiliging (WPB).


Dit certificeringsschema bestaat uit de eisen van de ISO 9001:2015 en aanvullende voorwaarden voor het stellen van NVW-/VVW-veiligheidspersoneel en werkplekbeveiliging. Deze eisen zijn verwoord in de volgende drie hoofdstukken:

1. algemene eisen personeel stellen en werkplekbeveiliging (hoofdstuk 2);

2. aanvullende eisen personeel stellen (hoofdstuk 3);

3. aanvullende eisen werkplekbeveiliging (hoofdstuk 4).

De aanvullende eisen in de hoofdstukken voor werkplekbeveiliging of personeel stellen zijn aangegeven bij de desbetreffende paragraaf van deze norm waarbij:

a) de letter A staat voor algemene eisen voor personeel stellen en werkplekbeveiliging;

b) de letter P staat voor de aanvullende eisen voor personeel stellen;

c) de letter W staat voor de aanvullende eisen voor werkplekbeveiliging.



afbeelding.png


Beheer regeling

De inhoudelijke verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen en beheren van de Certificeringsregeling PS en WPB berust bij de Werkkamer Systeemcertificering van de Stichting railAlert. Op- en/of aanmerkingen over deze Certificeringsregeling kunnen worden ingediend bij Stichting railAlert (info@railalert.nl).

De actuele versie van dit document is gepubliceerd op de website van Stichting railAlert (www.railalert.nl). Alle voorgaande versies vervallen hiermee.



Toelichting op woord- en begripsgebruik

 Met ‘personeel stellen’ wordt in dit document het (ter beschikking) stellen van NVW-/VVW-veiligheidspersoneel voor het verrichten van de in het NVW- en VVW-Trein aangeduide of beschreven veiligheidstaken bedoeld.

In veel gevallen wordt in de mannelijke vorm, bijvoorbeeld in bepaalde functies, geschreven, maar is genderneutraal bedoeld.

Bij het begrip ‘organisatie’ dient afhankelijk van de context te worden gelezen: de onderneming die veiligheidspersoneel stelt of het werkplekbeveiligingsbedrijf.

2 Algemene eisen voor personeel stellen en werkplekbeveiliging


De eisen zoals in de norm ISO 9001 verwoord, worden aangevuld met de volgende eisen:

1. Onderwerp en toepassingsgebied (ISO 9001:2015)

A 1-1 De Certificeringsregeling PS en WPB is opgebouwd uit drie delen:

1) algemene eisen voor personeel stellen en werkplekbeveiliging (hoofdstuk 2);

2) aanvullende eisen voor personeel stellen (hoofdstuk 3);

3) aanvullende eisen voor werkplekbeveiliging (hoofdstuk 4).

Om voor certificering in aanmerking te komen moet aan de algemene en de van toepassing zijnde aanvullende eisen worden voldaan.

2. Normatieve verwijzingen (ISO 9001:2015)

Geen aanvullende eisen.

3. Begrippenlijst en afkortingen (ISO 9001:2015)

Zie website van de Stichting railAlert voor de gebruikte begrippen en afkortingen, https://www.railalert.nl/begrippenlijst-railalert en https://www.railalert.nl/afkortingen-railalert. Verder zijn de termen en definities uit de norm ISO 9000 (NEN-EN-ISO 9000:2015 nl – Kwaliteitsmanagementsystemen – Grondbeginselen en verklarende woordenlijst) van toepassing.

4. Context van de organisatie (ISO 9001:2015)

4.3 Het toepassingsgebied van het kwaliteitsmanagementsysteem vaststellen (ISO 9001:2015)

A 4.3-1 De organisatie moet beschikken over een inschrijving in het handels- of beroepsregister volgens de eisen van de wetgeving van de EU-lidstaat waar de ondernemer is gevestigd, waarbij de SBI-codes passend zijn voor de scope van de certificering.

5. Leiderschap (ISO 9001:2015)

5.2.1 Het kwaliteitsbeleid vaststellen (ISO 9001:2015)

A 5.2.1-1 De directie moet een kwaliteitsbeleid vaststellen, implementeren en onderhouden voor het voorkomen van incidenten ten aanzien van aanrijdgevaar en elektrocutie.

6. Planning (ISO 9001:2015)

6.2 Kwaliteitsdoelstellingen en de planning om ze te bereiken (ISO 9001:2015)

A 6.2.1-1 De organisatie moet doelstellingen vaststellen over het voorkomen van incidenten ten aanzien van aanrijdgevaar en elektrocutie.




7. Ondersteuning (ISO 9001:2015)

7.1.2 Personeel (ISO 9001:2015)

A 7.1.2-1 Van elk van de volgende functionarissen beschikt de organisatie over voldoende personen voor het uitvoeren en beheersen van haar processen:

  1. Veiligheidskundige (minimaal Middelbare veiligheidskunde (MVK);
  2. Vakinhoudelijk leidinggevende NVW-/VVW-taken (VIL);
  3. Praktijkbeoordelaar NVW-/VVW-taken (PB).

7.2 Competentie (ISO 9001:2015)

Algemeen

A 7.2-1 De organisatie moet borgen dat het NVW-/VVW-veiligheidspersoneel over voldoende vakbekwaamheid beschikt en behouden blijft voor de uitvoering van de taken waarvoor de organisatie is gekwalificeerd, waaronder:

  1. kennis, kunde en ervaring;
  2. het behouden van de NVW-/VVW-persoonscertificering.

Vaststellen competentiecriteria

A 7.2-2 De organisatie moet bij het vaststellen van de competentiecriteria voldoen aan de geschiktheidseisen zoals gesteld in de wet- en regelgeving (zie A 8.2.2-2), inclusief criteria over:

  1. de Brancherichtlijn classificatie uitvoerende taken (NVW-/VVW-veiligheidspersoneel);
  2. medische- en psychologische geschiktheidseisen (MO/PO);
  3. de mate van beheersing van de Nederlandse taal in woord en geschrift.

A 7.2-3 De organisatie moet borgen dat NVW-/VVW-veiligheidspersoneel minimaal beschikt over een geldig diploma Basisveiligheid VCA.

A 7.2-4 De vakinhoudelijke leidinggevende (VIL) en de praktijkbeoordelaar NVW-/VVW-taken (PB) beschikken minimaal over:

  1. een geldig persoonscertificaat dat aansluit*) bij de te begeleiden veiligheidsfunctie (vakgebied);
  2. de vaardigheden die nodig zijn voor het opleiden, begeleiden en beoordelen van veiligheidspersoneel;
  3. minimaal drie jaar ervaring in het relevante vakgebied;
  4. een certificaat Praktijkbeoordelaar in het geval van een praktijkbeoordelaar NVW-/VVW-taken (PB).


*) Note: onder ‘aansluiten’ wordt verstaan:  minimaal een certificaat voor dezelfde functie of hoger in de NVW-/VVW-hiërarchie dan de functie waarop de praktijkbegeleiding of de beoordeling van toepassing is.

A 7.2-5 De organisatie moet de vakinhoudelijke leidinggevende en de praktijkbeoordelaar NVW-/VVW-taken (PB) schriftelijk aanwijzen op basis van deze criteria. De organisatie houdt een overzicht bij van alle aangewezen vakinhoudelijke leidinggevenden en praktijkbegeleiders.

A 7.2-6 Medewerkers moeten bevoegd zijn voor het gebruik van door railAlert gecertificeerde werkplekbeveiligingsmiddelen. De (her)instructie en evaluatie moeten worden gedocumenteerd. 

A 7.2-7 De organisatie moet de informatie/gegevens in het computersysteem van het digitaal veiligheidspaspoort (DVP) beheren en onderhouden voor het eigen personeel. Voor aangesloten zelfstandigen moet de organisatie de informatie over de bevoegdheid en de vakbekwaamheid in het DVP-systeem  beoordelen op juistheid.

Evaluatie en toetsing competentie - Vakinhoudelijke begeleiding

A 7.2-8 De organisatie dient aantoonbaar periodiek invulling geven aan het vakinhoudelijk begeleiden van veiligheidspersoneel door de vakinhoudelijke leidinggevende.

A 7.2-9 De organisatie moet aanvullend vakinhoudelijke begeleiding uitvoeren bij incidenten of wijzigingen in wet- en regelgeving door middel van aanvullende instructies, begeleiding en beoordelingen voor het desbetreffende NVW-/VVW-veiligheidspersoneelslid.

Evaluatie en toetsing van vakbekwaamheid - Praktijkbeoordeling

A 7.2-10 De organisatie moet aantoonbaar invulling geven aan praktijkbeoordelingen (initiële, tussentijdse  en herbeoordeling) van veiligheidspersoneel door een daartoe gecertificeerd praktijkbeoordelaar NVW-/VVW-taken (PB). Een praktijkbeoordeling bestaat minimaal uit een beoordeling op locatie per functie.

A 7.2-11 De organisatie moet, conform het desbetreffende certificeringsschema NVW-/VVW-taken, een praktijkbeoordeling uitvoeren van het NVW-/VVW-veiligheidspersoneel.

A 7.2-12 De organisatie moet beoordelen of aanvullende vakinhoudelijke praktijkbeoordeling noodzakelijk is op basis van afwijkingen, incidenten of wijzigingen in wet- en regelgeving.

A 7.2-13 De praktijkbeoordelaar bepaalt aan de hand van de resultaten van de praktijkbegeleiding, de praktijkbeoordeling en eventuele beperkingen voortkomend uit MO/PO-resultaten voor welke werkzaamheden (waaronder classificatie) en onder welke omstandigheden het NVW-/VVW-veiligheidspersoneel mag worden ingezet. Hij of zij  stemt samen met de VIL eventueel te nemen maatregelen af.



Onderhoud en monitoring

A 7.2-14 De organisatie moet borgen dat NVW-/VVW-veiligheidspersoneel aan de eisen van de persoonscertificering van railAlert voldoen.

A 7.2-15 Daarnaast geldt voor al het NVW-/VVW-veiligheidspersoneel dat elk personeelslid  jaarlijks minimaal 400 uur aantoonbaar werkzaam zijn geweest in één of meerdere NVW-/VVW-veiligheidsfunctie(s) (VVW-Trein). Daarbij mag een personeelslid hoogstens  vier maanden absent zijn geweest. Het aantal uren gewerkt bij een storingsorganisatie van een procescontractaannemer (PCA) tellen daarbij voor 50 % mee.

A 7.2-16 Als niet aan de eisen wordt voldaan, dan zal een nieuwe vakinhoudelijke beoordeling moeten plaatsvinden.

A 7.2-17 De organisatie dient een individueel dossier voor al het personeel met NVW-/VVW-taken te beheren. In dit dossier bevinden alle bewijsstukken waaruit blijkt dat het personeel voldoet aan de gestelde competentiecriteria in relatie tot de werkzaamheden en omstandigheden waarvoor het NVW-/VVW-veiligheidspersoneel mag worden ingezet, inclusief:

a) persoonscertificaten;

b) MO/PO-resultaten;

c) bewijs van de vakinhoudelijke begeleiding;

d) bewijs van de praktijkbeoordelingen;

e) aanwijzingen door de werkgever van praktijkbeoordelaar of vakinhoudelijk leidinggevenden;

f) classificatie volgens de Brancherichtlijn classificatie uitvoerende taken (NVW-/VVW-veiligheidspersoneel);

g) eventuele beperkingen aangegeven door de praktijkbeoordelaar;

h) instructies over de juiste toepassing van werkplekbeveiligingsmiddelen.

7.3 Bewustzijn (ISO 9001:2015)

A 7.3-1 De organisatie moet bij het vaststellen van de competentiecriteria rekening houden met het feit dat het (veiligheids-)personeel een proactieve houding en gedrag moet hebben over veilig en gezond werken. Daaronder vallen:

a) het uitdragen van een proactieve houding en gedrag;

b) het signaleren van gevaren en risico’s en hierop reageren;

c)het aanspreken van medewerkers op ongewenst gedrag of houding.

7.4 Communicatie (ISO 9001:2015)

A 7.4-1 De organisatie moet vaststellen welke interne en externe communicatie relevant is om het veiligheidsbewustzijn in de organisatie te vergroten, waaronder de betrokkenheid (gevraagd en ongevraagd) van de veiligheidskundige bij het veiligheidsoverleg op alle niveaus in de organisatie.

A 7.4-2 De organisatie moet borgen dat de (kwaliteits-, veiligheids- en gezondheids-)informatie die wordt gecommuniceerd in en buiten de organisatie betrouwbaar*) is. Dat gebeurt door de betrokkenheid van deskundige personen bij het opstellen van de informatie.

*) Note: onder ‘betrouwbaar’ wordt verstaan dat de informatie klopt en voldoet aan de wettelijk- en regelgevende eisen.

 

8. Uitvoering (ISO 9001:2015)

8.2 Eisen voor producten en diensten (ISO 9001:2015)

A 8.2.2-1 De organisatie moet bewerkstelligen dat voor de uit te voeren werkzaamheden de eisen uit de Arbeidsomstandighedenwet- en regelgeving, inclusief de regelgeving van de spoorwegveiligheid, worden nageleefd.

A 8.2.2-2 Wettelijke en andere eisen moeten in een overzicht zijn gedocumenteerd.

Note: de van toepassing zijnde wet- en regelgeving bestaan o.a. uit:

a) Spoorwegwet en hiervan afgeleide regelgeving;

b) Arbeidsomstandighedenwet en hiervan afgeleide regelgeving;

c) Normenkader Veilig Werken (NVW) / Voorschrift Veilig Werken (VVW-Trein);

d) Voorschrift Veilig Werken Hoogspanning (VVW-HS);

e) Arbocatalogus voor deRailinfrabranche, gepubliceerd door de Stichting railAlert, https://arbo.railalert.nl;

f) brancherichtlijnen en best practices, waaronder de Brancherichtlijn classificatie uitvoerende taken (NVW-/VVW-veiligheidspersoneel);

g) certificeringsschema’s NVW-/VVW-veiligheidspersoneel, https://www.railalert.nl/persoonscertificering/alle-certificeringsschemas;

h) Arbeidstijdenwet;

i) voorschriften opdrachtgever.

 8.4 Beheersing van extern geleverde processen, producten en diensten (ISO 9001:2015)

8.4.1 Algemeen (ISO 9001:2015)

A 8.4.1-1 De organisatie moet bewerkstelligen dat bij de inzet van veiligheidspersoneel, als zelfstandige (zzp’er), aan het volgende wordt voldaan:

a) het veiligheidspersoneel is aangesloten bij een gecertificeerde personeelsteller of werkplekbeveiligingsbedrijf;

b) de vakbekwaamheid van het veiligheidspersoneel geborgd is, in relatie tot de te verrichten NVW-/VVW-veiligheidswerkzaamheden;

c) de eventuele medische en psychologische beperkingen ten aanzien van de inzet bekend zijn;

d) het aantal gewerkte uren en de rusttijden beoordeeld zijn.

De punten a t/m c moeten worden gedocumenteerd.

A 8.4.1-2 De organisatie moet de benodigde informatie over de competentie en beperkingen waar nodig opvragen bij de uitlenende organisatie.

A 8.4.1-3 De organisatie moet een overeenkomst hebben met de zelfstandige (zzp’er) voor de uit te voeren werkzaamheden waarin de vakinhoudelijke begeleiding en -beoordeling *)  zijn geborgd.

*) Note: een zzp’er dient zijn vakinhoudelijke begeleiding en -beoordeling contractueel of anderszins schriftelijk te hebben vastgelegd bij een PS of WPB.

9. Evaluatie van de prestaties (ISO 9001:2015)

9.2 Interne audit (ISO 9001:2015)

A 9.2-1 De organisatie moet met geplande tussenpozen interne audits (laten) uitvoeren om informatie te verkrijgen of het managementsysteem:

a) voldoet aan de eisen zoals verwoord in deze certificeringsregeling;

b) voldoet aan de eisen uit de Arbeidsomstandighedenwet- en onderliggende regelgeving, inclusief de wettelijke eisen gesteld aan de spoorwegveiligheid.

A 9.2-2 De veiligheidskundige moet inhoudelijk betrokken zijn bij het uitvoeren van de interne audits zoals genoemd in A9.2-1 b.

10. Verbetering (ISO 9001:2015)

10.1 Algemeen (ISO 9001:2015)

A 10.1-1 De organisatie moet kansen voor verbetering vaststellen en selecteren, inclusief input verkregen uit trends, voor:

a) incidenten;

b) uitvoering van processen of dienstverlening op het gebied van werkplekbeveiliging of het stellen van (veiligheids)personeel;

c) toepassing van wet- en regelgeving (zie A 8.2.2-2).

A 10.1.1-2 De organisatie moet kansen voor verbetering, naar aanleiding van incidenten in de railinfrabranche, vaststellen, selecteren en implementeren om dit soort incidenten te voorkomen.

Note 1: het onderzoek naar kansen voor verbetering kan worden uitgevoerd door middel van ad hoc uitgevoerde interne audits.

Note 2: onderzoek naar oorzaken en herhaling van incidenten ligt vast in ISO 9001 10.2.

Note 3: kansen voor verbetering in de railinfrabranche kunnen als best practice worden gemeld bij railAlert.

 

3. Aanvullende eisen voor personeel stellen

De eisen zoals in de norm ISO 9001 verwoord, worden aangevuld met de volgende voorwaarden:

4. Context van de organisatie (ISO 9001:2015)

4.3 Het toepassingsgebied van het kwaliteitsmanagementsysteem vaststellen (ISO 9001:2015)

P 4.3-1 Onder het proces van personeel stellen wordt het in figuur 1 opgenomen processchema bedoeld:

afbeelding.png

Figuur 1: proces van het stellen van personeel.


P 4.3-2 Het toepassingsgebied van het managementsysteem moet alle activiteiten voor het ter beschikbaarstelling van NVW-/VVW-veiligheidspersoneel aan werkplekbeveiligingsbedrijven afdekken.

4.4 Kwaliteitsmanagementsysteem en de processen ervan (ISO 9001:2015)

P 4.4.1-1 Het managementsysteem van de organisatie moet zijn gecertificeerd door een daarvoor geaccrediteerde certificerende instelling (CI).

De organisatie moet beschikken over een geaccrediteerd managementsysteemcertificaat dat voldoet aan:

a) ISO 9001 – kwaliteitsmanagementsysteem – eisen;

b) ISO 45001 – managementsysteem voor gezond en veilig werken.

P 4.4.1-2 De eis van ISO 45001-certificering, zoals genoemd in P 4.4.1-1, is niet van toepassing als het bedrijf beschikt over een geaccrediteerd VCU-certificaat. VCU staat voor Veiligheid, Gezondheid en Milieu Checklist Uitzendbureau.

P 4.4.1-3 als de ISO 45001-certificering van toepassing is, moet de organisatie beschikken over een geldig NEN 4400-1- of NEN 4400-2-certificaat.

5. Leiderschap (ISO 9001:2015)

Geen aanvullende eisen.

6. Planning (ISO 9001:2015)

Geen aanvullende eisen.

7. Ondersteuning (ISO 9001:2015)

7.1.2 Personeel (ISO 9001:2015)

P 7.1.2-1 De NVW-/VVW-personeel stellende organisatie/werkplekbeveiligingsbedrijf moet beschikken over minimaal vijf  fulltime-equivalenten (fte) aan NVW-/VVW-veiligheidsfunctionarissen uitvoerende taken die in loondienst zijn bij het desbetreffende bedrijf.

P 7.1.2-2 De onder P. 7.1.2-1  genoemde bedrijven moeten tevens beschikken over NVW-/VVW-functionarissen in loondienst, waarbij de taken vakinhoudelijke leidinggevende (VIL) en praktijkbeoordelaar NVW-/VVW-taken (PB) vervuld worden.

Note: onder loondienst wordt verstaan een arbeidsovereenkomst (bepaalde of onbepaalde tijd) tussen de organisatie (werkgever) en een werknemer.

Note: onder eigen personeel wordt verstaan de eigen medewerkers (in loondienst) en aangesloten zzp’ers waarbij de verantwoordelijkheid voor vakbekwaamheid bij de organisatie ligt.

7.2 Competentie (ISO 9001:2015)

P 7.2-1 Het NVW-/VVW-veiligheidspersoneel (inclusief VGC-O, VGC-U, WB-O, WB-V en WB-U) moet beschikken over de juiste bevoegdheden en vakbekwaamheid  voor de uit te voeren werkzaamheden en voldoen aan de Brancherichtlijn classificatie uitvoerende taken (NVW-/VVW-veiligheidspersoneel) waar deze van toepassing is.

7.4 Communicatie (ISO 9001:2015)

P 7.4-1 De organisatie moet zorgen voor een effectieve communicatie en overdracht van informatie tussen de opdrachtgever en het uitgeleende veiligheidspersoneel.


8. Uitvoering  (ISO 9001:2015)

8.2.1 Communicatie met de klant (ISO 9001:2015)

P 8.2.1-1 Communicatie met de klant/opdrachtgever over de inzet van NVW-/VVW-veiligheidspersoneel moet bestaan uit:

a) functienaam volgens het VVW-Trein;

b) de classificatie van NVW-/VVW-veiligheidspersoneel conform de Brancherichtlijn classificatie uitvoerende taken (NVW-/VVW-veiligheidspersoneel);

c) de locatie, datum en tijdstip;

d) contactpersoon namens de opdrachtgever (naam en telefoonnummer);

e) de uit te voeren werkzaamheden, gevaren, risico’s en beheersmaatregelen conform de RI&E, V&G-plan, werkplekbeveiligingsinstructie (WBI), instructie gegarandeerde waarschuwing (GW), instructie fysieke afscherming (FA) en/of instructie persoonlijke waarneming (PW).

P 8.2.1-2 De organisatie maakt afspraken met het werkplekbeveiligingsbedrijf over de communicatie over de van toepassing zijnde documenten. Daaronder de RI&E, V&G-plan, werkplekbeveiligingsinstructie (WBI), plan gegarandeerde waarschuwing (GW), plan fysieke afscherming (FA) en/of instructie persoonlijke waarneming (PW) die voor de inzet zijn benodigd door het desbetreffende werkplekbeveiligingspersoneel.

Note: reserveringen van capaciteit worden niet gezien als de aanvraag voor de inzet van werkplek-beveiligingspersoneel.

8.2.2 Het vaststellen van de eisen voor producten en diensten (ISO 9001:2015)

8.2.3 Beoordeling van de eisen voor producten en diensten (ISO 9001:2015)

P 8.2.3.1-1 De gemaakt afspraken met de klant/opdrachtgever moeten worden gedocumenteerd.

8.4 Beheersing van extern geleverde processen, producten en diensten  (ISO 9001:2015)

8.4.1 Algemeen (ISO 9001:2015)

P 8.4.1-1 Het uitbesteden (onderaanneming) van de opdracht voor het aanstellen van NVW-/VVW-veiligheidspersoneel is niet toegestaan.

P 8.4.1-2 Inhuur van NVW-/VVW-veiligheidspersoneel moet plaatsvinden bij een organisatie die gecertificeerd is voor het stellen van NVW-/VVW-veiligheidspersoneel.

Note: inhuur van NVW-/VVW-veiligheidspersoneel via een payroll-constructie, andersoortige bedrijven of andere soorten constructies is niet toegestaan.

8.5 Productie en het leveren van diensten (ISO 9001:2015)

8.5.1 Beheersing van de productie en het leveren van diensten (ISO 9001:2015)

P 8.5.1-1 De organisatie moet bij het aanstellen van NVW-/VVW-veiligheidspersoneel zorgen dat wordt voldaan aan de afspraken die zijn gemaakt met de klant/opdrachtgever zoals gedocumenteerd bij de aanvraag. Daaronder valt:

a) de vereiste en juiste vakbekwaamheid/bevoegdheden (kennis, kunde en ervaring) voor de uit te voeren werkzaamheden;

b) de vereiste persoonscertificering;

c) eventuele beperkingen voortvloeiend uit medische- en psychologische onderzoeken (MO/PO);

d) de volledigheid van de gegevens in het computersysteem van het DVP, waaronder de aansluiting bij een gecertificeerde personeelsteller of werkplekbeveiligingsbedrijf;

e) het in acht nemen van de werk- en rusttijden, inclusief reisuren.

P 8.5.1-2 De organisatie moet afwijkingen voorleggen aan- en afstemmen met het desbetreffende werkplekbeveiligingsbedrijf, voordat de definitieve selectie van de NVW-VVW-functionarissen plaatsvindt.

P 8.5.1-3 De organisatie moet bij het stellen van NVW-/VVW-veiligheidspersoneel zorgen dat het veiligheidspersoneel, vóór de inzet, beschikt over de benodigde middelen. Specifiek voor de veiligheidsman en grenswachter betreft het:

a) een rode vlag en rode signaallamp;

b) een signaalhoorn;

c) een mondfluit;

d) gele signalerende veiligheidskleding.

8.6 Vrijgave van producten en diensten (ISO 9001:2015)

P 8.6-1 De organisatie moet geplande maatregelen implementeren, op passende momenten in het proces, om te verifiëren of aan de eisen is voldaan, waaronder de werk- en rusttijden vóór aanvang van de initiële inzet op het werk.

9 Evaluatie van de prestaties (ISO 9001:2015)

9.1.1 Algemeen (ISO 9001:2015)

P 9.1.1-1 De organisatie moet periodiek controleren of de inzet van veiligheidspersoneel wordt uitgevoerd volgens de gemaakte afspraken. Daaronder vallen:

a) de controle op de werk- en rusttijden;

b) of het werkplekbeveiligingspersoneel de afgesproken werkzaamheden uitvoert;

c) de classificatie van het NVW-/VVW-veiligheidspersoneel;

d) of de benodigde instructies en voorlichting zijn ontvangen;

e) of zij beschikken over de juiste middelen.

9.3.1 Directiebeoordeling (ISO 9001:2015)

P 9.3.1-1 De directie moet met geplande tussenpozen het managementsysteem van de organisatie beoordelen, inclusief informatie over de prestatie en doeltreffendheid van het managementsysteem met inbegrip van trends in:

a) de mate waarin aan de wet- en regelgeving wordt voldaan;

b) incidenten en resultaten uit incidentenonderzoek;

c) resultaten van inspecties, toezicht en observaties;

d) monitoring van de kwalificaties en bevoegdheden van het NVW-/VVW-veiligheidspersoneel, inclusief praktijkbeoordeling, praktijkbegeleiding en hercertificeringsbeoordelingen.

9.3.3 Output van de directiebeoordeling (ISO 9001:2015)

P 9.3.3-1 De resultaten van de directiebeoordeling moeten beslissingen en acties omvatten  kansen op  verbeteringen ten aanzien van:

a) het proces van selectie en plaatsing van werkplekbeveiligingspersoneel;

b) het proces van het vakinhoudelijke begeleiding, praktijkbeoordelingen en her-certificeringsbeoordelingen;

c)_ competenties van het werkplekbeveiligingspersoneel.

10. Verbetering (ISO 9001:2015)

10.2 Afwijkingen en corrigerende maatregelen (ISO 9001:2015)

P 10.2.1-1 De organisatie moet incidenten onderzoeken waarbij:

a) het onderzoek is gericht op de oorzaak (hoofdoorzaak en achterliggende oorzaken), de correcties en corrigerende maatregelen. Er moet sprake zijn van voldoende samenwerking met het werkplekbeveiligings-bedrijf (binnen de veiligheidsketen) ten aanzien van het incidentenonderzoek;

b) bij incidenten met een (potentieel) hoog risico, het onderzoeksteam bestaat een veiligheidskundige met voldoende competentie (minimaal MVK-diploma, kennis van de wet- en regeling en aantoonbare ervaring van de railinfrabranche);

c) leerpunten uit incidenten dienen als best practice te worden gemeld bij railAlert.

Note: een incident is een onbedoeld, plotseling optredend voorval dat had kunnen leiden of heeft geleid tot schade of letsel. Bij een incident/bijna-ongeval is de (spoorweg)veiligheid in het geding geweest.


4. Aanvullende eisen voor werkplekbeveiliging

De eisen zoals in de norm ISO 9001 verwoord, worden aangevuld met de volgende voorwaarden:

4. Context van de organisatie (ISO 9001:2015)

4.3 Het toepassingsgebied van het kwaliteitsmanagementsysteem vaststellen (ISO 9001:2015)

 W 4.3-1 Onder het werkplekbeveiligingsproces wordt het in figuur 2. opgenomen processchema bedoeld:

afbeelding.png

Figuur 2: Proces werkplekbeveiliging.

Het toepassingsgebied van het managementsysteem omvat het aanvragen, voorbereiden en uitvoeren, onderhouden en opheffen van maatregelen voor werkplekbeveiliging bij het werken aan of nabij de railinfrastructuur.

Note:

a) het ontwerpen, voorbereiden en uitvoeren van beheersmaatregelen volgens het VVW-HS valt onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende aannemer en valt niet binnen de scope van het werkplekbeveiligingsproces;

b) als een organisatie naast werkplekbeveiliging ook NVW-/VVW-veiligheidspersoneel aanstelt, dan moet ook worden voldaan aan de eisen zoals aangegeven in hoofdstuk 3.

4.4 Kwaliteitsmanagementsysteem en de processen ervan (ISO 9001:2015)

W 4.4.1-1 Het managementsysteem van de organisatie moet zijn gecertificeerd door een daarvoor geaccrediteerde certificerende instelling.

De organisatie moet beschikken over een geaccrediteerd managementsysteemcertificaat volgens de eisen van:

a) ISO 9001 – kwaliteitsmanagementsysteem;

b) ISO 45001 – managementsysteem voor gezond en veilig werken.

W 4.4.1-2 De eis van ISO 45001-certificering, zoals genoemd in 4.4.1-1, is niet van toepassing als het bedrijf beschikt over een geaccrediteerd VCA**-certificaat (Veiligheid, Gezondheid en Milieu Checklist Aannemers) met de volgende aanvullende eisen:

  1. bij de inzet van onderaannemers (uitbesteding) moet de organisatie voldoen aan de eisen van VCA vraag 10.1;
  2. het voldoen aan de VCA, vraag 10.1 moet blijken uit de rapportage van de desbetreffende certificerende instelling.


7. Ondersteuning (ISO 9001:2015)

7.1 Middelen (ISO 9001:2015)

7.1.1 Algemeen (ISO 9001:2015)

W 7.1.1-1 De organisatie moet over voldoende NVW-/VVW-veiligheidspersoneel beschikken voor het uitvoeren van haar werkplekbeveiligingsactiviteiten.

7.1.2 Personeel (ISO 9001:2015)

W 7.1.2-1 De organisatie moet  beschikken over minimaal vijf fulltime-equivalenten (fte) NVW-/VVW-functionarissen uitvoerende taken, die in  loondienst bij deze organisatie zijn.

W 7.1.2-2 De organisatie moet, naast de in W 7.1.2-1 genoemde NVW-/VVW-functies in de organisatie beschikken over in loondienst zijnd personeel aan NVW-/VVW-veiligheidspersoneel waarbij de volgende veiligheidstaken zijn afgedekt: VGC-O, VGC-U, WB-O, WB-V, WB-U, LWB, vakinhoudelijke leidinggevende (VIL) en praktijkbeoordelaar NVW-/VVW-taken (PB).

W 7.1.2-3 De organisatie moet de continuïteit van de dienstverlening bij uitval van personeel en veiligheidsmiddelen waarborgen.

W 7.1.2-4 De organisatie dient:

a) jaarlijks minimaal voor 3.000 werkuren aan werkplekbeveiligingsactiviteiten uit te voeren;

b) een 52-urige buitendienststelling met eigen NVW-/VVW-veiligheidspersoneel te kunnen uitvoeren, waarvan de LWB-functie wordt uitgevoerd door een LWB in loondienst.

Note: onder ‘loondienst’ wordt verstaan een arbeidsovereenkomst (bepaalde of onbepaalde tijd) tussen de organisatie (werkgever) en een werknemer.

Note: onder ‘eigen personeel’ wordt verstaan de eigen medewerkers (in loondienst) en aangesloten zzp’ers waarbij de verantwoordelijkheid voor de vakbekwaamheid bij de opdracht gevende organisatie ligt.

7.1.3 Infrastructuur (ISO 9001:2015)

W 7.1.3-1 De organisatie moet gebruikmaken van door railAlert gecertificeerde werkplekbeveiligingsmiddelen en zorgen dat de opslag daarvan bescherming biedt tegen beschadiging of oneigenlijk gebruik.

W 7.1.3-2 De organisatie moet processen vaststellen, implementeren en borgen dat werkplekbeveiligingsmiddelen geschikt zijn voor de beoogde inzet. Daaronder valt:

a) de vaststelling van de frequentie en criteria voor testen, kalibratie en onderhoud;

b) het identificeren van de vervaldatum of gebruiksstatus op het betreffende middel;

c) de inzet van werkplekbeveiligingsmiddelen die zijn voorzien van een (geldige) railAlert-sticker (productcertificaat);

d) de beoordeling op geschiktheid van gehuurde werkplekbeveiligingsmiddelen voor de inzet daarvan.

W 7.1.3-3 De frequentie, criteria en resultaten van het uitgevoerde onderhoud, testen en kalibratie van de werkplekbeveiligingsmddelen moeten worden gedocumenteerd.

7.2 Competentie (ISO 9001:2015)

W 7.2-1 het NVW-/VVW-veiligheidspersoneel (inclusief VGC-O, VGC-U, WB-O, WB-V en WB-U) moet beschikken over de juiste competentie voor de uit te voeren werkzaamheden en voldoen aan de Brancherichtlijn classificatie uitvoerende taken (NVW-/VVW-veiligheidspersoneel) waar dat van toepassing is.

7.4 Communicatie (ISO 9001:2015)

W 7.4-1 De organisatie moet borgen dat er een effectieve communicatie en overdracht van informatie plaatsvindt tussen de verschillende functionarissen, personeelstellers en ingehuurd NVW-/VVW-veiligheidspersoneel.

W 7.4-2 De organisatie moet borgen dat, in het geval van spanningsloosstelling (conform het VVW-HS), wordt gecommuniceerd en afgestemd met de bevoegde EV-functionarissen van de aannemer over de te nemen maatregelen.

8. Uitvoering (ISO 9001:2015)

8.3 Ontwerp en ontwikkeling van producten en diensten (ISO 9001:2015)

8.3.1 Algemeen (ISO 9001:2015)

W 8.3.1-1 De organisatie moet processen en de (veiligheids-)organisatie vaststellen en implementeren voor het ontwerp en de voorbereiding van de werkzaamheden volgens het VVW-Trein.

8.3.3 Input voor ontwerp en ontwikkeling (ISO 9001:2015)

W 8.3.3-1 De organisatie moet beschikken over de informatie die benodigd is voor het voorbereiden van de werkplekbeveiliging. Daarbinnen vallen de vereisten zoals bepaald in artikel. A 8.2.2-2 wet- en regelgeving, inclusief:

a) V&G-ontwerpplan van de opdrachtgever (ProRail);

b) V&G-uitvoeringsplan van de opdrachtnemer (aannemer).

W 8.3.3.2 De organisatie moet deze informatie te allen tijde vooraf beoordelen op juistheid, consistentie en volledigheid. Bij ontbrekende informatie, onvolkomenheden of twijfel moet er eerst een oplossing zijn voorafgaand aan het voorbereiden van de opdracht, inclusief het opstellen van het V&G-uitvoeringsplan.

Note: V&G-O en V&G-U moeten, waar van toepassing, maatregelen voor het voorkomen van elektrocutiegevaar volgens het VVW-HS bevatten.

8.3.4 Beheersmaatregelen voor ontwerp en ontwikkeling (ISO 9001:2015)

W 8.3.4-1 De organisatie moet vanuit het VVW-Trein specifiek borgen:

a) het onderbouwen en toepassen van de arbeidshygiënische strategie (AHS) bij het bepalen van het beheersniveau en de maatregelen in de uitvoering. De omvang van de maatregelen moet zijn afgestemd op het risico en de omvang van het project;

b) het vier-ogen-principe;

c) het (laten) aanvragen en (laten) uitvoeren van een spanningsloosstelling van de bovenleiding (indien van toepassing).

8.3.5 Ontwerp- en ontwikkelingsoutputs (ISO 9001:2015)

W 8.3.5-1 De organisatie moet de op te leveren documenten vaststellen en borgen dat deze beschikbaar zijn voor overdracht aan de uitvoeringsfase.

8.4 Beheersing van extern geleverde processen, producten en diensten (ISO 9001:2015)

8.4.1 Algemeen (ISO 9001:2015)

W 8.4.1-1 Het uitbesteden (onderaanneming) van werkzaamheden kan alleen bij een door railAlert gecertificeerde en een door ProRail erkende organisatie voor werkplekbeveiliging.

W 8.4.1-2 Inhuur van NVW-/VVW-veiligheidspersoneel moet plaatsvinden bij een railAlert gecertificeerde en ProRail erkende organisatie voor personeel stellen.

Note:

a) een werkplekbeveiligingsbedrijf kan ook gecertificeerd zijn voor het stellen van NVW-VVW-veiligheidspersoneel;

b) inhuur van NVW-/VVW-veiligheidspersoneel via payroll-constructies, andersoortige bedrijven of andere soorten constructies is niet toegestaan.

8.5 Productie en het leveren van diensten (ISO 9001:2015)

8.5.1 Beheersing van de productie en het leveren van diensten (ISO 9001:2015)

W 8.5.1-1 De organisatie moet processen vaststellen en implementeren, in het geval van een buitendienststelling meerdere LWB-diensten omvat. Zodat het onderstaande is geborgd bij aanvang van de dienst:

a) de overdracht van de toegepaste werkplekbeveiligingsmiddelen;

b) het uitvoeren van een controle om vast te stellen dat de werkplekbeveiligingsmiddelen juist functioneren, waarbij de verantwoordelijkheid voor deze controle ligt bij de LWB;

c) het uitvoeren van een controle om vast te stellen dat de maatregelen correct zijn opgeheven, waarbij de verantwoordelijkheid voor deze controle en documentatie daarvan berust bij de LWB.

Hierbij moet het volgende worden gedocumenteerd:

a) de overdracht en de controle, inclusief het eventueel delegeren van deze controle aan daarvoor bevoegd NVW-/VVW-veiligheidspersoneel;

b) het plaatsen, controleren, opheffen of verwijderen van veiligheidsmaatregelen.

W 8.5.1-2 De van toepassing zijnde documenten zoals de RI&E, V&G-plan, werkplekbeveiligingsinstructie (WBI), instructie gegarandeerde waarschuwing (GW), instructie fysieke afscherming (FA) of instructie persoonlijke waarneming (PW) moet voor de inzet zijn begrepen door het desbetreffende werkplekbeveiligingspersoneel.

Note: instructies aan werkplekbeveiligingspersoneel moeten ook maatregelen bevatten voor het vermijden van elektrocutiegevaar volgens het VVW-HS.

8.5.6 Beheersing van wijzigingen (ISO 9001:2015)

W 8.5.6-1 De organisatie mag niet afwijken van de WBI. Als er duidelijk sprake is van een typefout in de maatregelen, kan de LWB hierover contact opnemen met de WB-U die in samenspraak met de treindienstleiding, dit door middel van een correctie (met de pen) vastlegt.

W 8.5.6-2 De ploegleden moeten zijn geïnstrueerd over de correcties op de WBI.

8.6 Vrijgave van producten en diensten (ISO 9001:2015)

W 8.6-1 De organisatie moet geplande maatregelen implementeren, op passende momenten in het proces, om te verifiëren of de toegepaste werkplekbeveiliging wordt uitgevoerd op basis van de RI&E. Daaronder valt:

a) de beschikbaarheid en toepassing van de voorgeschreven uitrusting en werkplekbeveiligingsmiddelen door het veiligheidspersoneel;

b) het onderhouden van contacten met de ploegleider of werkverantwoordelijke energievoorziening bij een spanningsloosstelling.

W 8.6-2 De organisatie moet processen voor de vrijgave van de railinfra aan de railinfrabeheerder vaststellen, implementeren en borgen, waaronder het verwijderen van het personeel en (werkplekbeveiligings)middelen van de werkplek.

W 8.6-3 De organisatie moet borgen dat uitgevoerde veiligheidsmaatregelen aan het einde van iedere dienst aantoonbaar worden geëvalueerd.

W 8.6-4 De vrijgave van de railinfra en de evaluatie van de uitgevoerde veiligheidsmaatregelen moeten worden gedocumenteerd, waaronder eventuele beperkingen en afwijkingen.

9. Evaluatie van de prestaties (ISO 9001:2015)

9.3.1 Directiebeoordeling (ISO 9001:2015)

W 9.3.1-1 De directie moet met geplande tussenpozen het managementsysteem van de organisatie beoordelen, inclusief informatie over de prestatie en doeltreffendheid van het managementsysteem. Dat met inbegrip van trends in:

a) de mate waarin aan de wet- en regelgeving wordt voldaan;

b) incidenten en resultaten uit incidentenonderzoek;

c) resultaten van inspecties, toezicht en observaties;

d) monitoring van de kwalificaties en competenties van het NVW-/VVW-veiligheidspersoneel, inclusief praktijkbeoordeling, praktijkbegeleiding en hercertificeringsbeoordelingen;

e) uitgevoerde beheersmaatregelen van de betreffende veiligheidsklassen (“LWB-evaluaties”).

9.3.3 Outputs van directiebeoordeling (ISO 9001:2015)

W 9.3.3-1 De resultaten van de directiebeoordeling moeten beslissingen en acties omvatten over kansen ter verbetering en daadwerkelijke verbeteringen in:

a) het proces van werkplekbeveiliging;

b) het proces van het vakinhoudelijke begeleiding en praktijkbeoordelingen en her-certificeringsbeoordelingen;

c) competenties van het werkplekbeveiligingspersoneel.

10 Verbetering (ISO 9001:2015)

10.2 Afwijkingen en corrigerende maatregelen (ISO 9001:2015)

W 10.2.1-1 De organisatie moet incidenten onderzoeken waarbij:

a) incidenten met betrekking tot aanrijd- en elektrocutiegevaar moeten worden gemeld aan railAlert en ProRail, inclusief omschrijving van het incident, oorzaakanalyse (hoofdoorzaak en achterliggende oorzaken), de correcties en corrigerende maatregelen van het werkplekbeveiligingsbedrijf en eventueel betrokken personeelsstellers;

b) bij incidenten waarbij het personeel van de personeelsteller een rol speelt, moet die betrokkenheid worden meegedeeld aan de betrokken personeelssteller;

c) derden (ingeleende, onderaannemers, aannemers etc.) zijn betrokken bij het incident. Dan moet het onderzoek in samenwerking met deze partijen worden uitgevoerd. In het onderzoek moet de rol van het werkplekbeveiligingsbedrijf duidelijk zijn verwoord;

d) incidenten met een (potentieel) hoog risico op aanrijd- en elektrocutiegevaar onderzocht dienen te worden door een onderzoeksteam bestaande uit minstens één veiligheidskundige die beschikt over voldoende competentie (minimaal MVK-diploma, kennis van de wet- en regelgeving en met aantoonbare ervaring in de railinfrabranche);

e) leerpunten uit incidenten dienen als best practice te worden gemeld bij railAlert.

Note: een incident is een onbedoeld plotseling optredend voorval dat had kunnen leiden of heeft geleid tot schade of letsel. Bij een incident/bijna-ongeval is de (spoorweg)veiligheid in het geding geweest.

Colofon

Eigenaar              Stichting railAlert


Soesterweg 244
3812 BH Amersfoort
www.railalert.nl


Telefoon              085 0023510

E-mail                  info@railalert.nl


Uitgave                Stichting railAlert

Werkkamer         Systeemcertificering

               

Status                   Definitief, versie 4.0

afbeelding.png