Skip to main content

2. Algemene Bepalingen


2.1 Organisatie


2.1.1 Algemeen

Elke organisatie is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van al zijn elektrische installaties. De inrichting van de organisatie voor het veilige beheer van elektrische installaties is afhankelijk van:

  • de uitvoeringsvormen van de installaties en de risico’s die daarbij horen;
  • de plaatselijke organisatie van het beheer van de railinfra.
2.1.2 Installatieverantwoordelijke

Elke elektrische installatie moet onder verantwoordelijkheid van één persoon worden geplaatst, de installatieverantwoordelijke. De IV moet zorgen voor een veilige bedrijfsvoering en toezien op de naleving van dit EVH en het bedrijfsvoeringshandboek BVH.

Waar installaties van verschillende installatieverantwoordelijken aan elkaar grenzen moet de beheergrens worden vastgelegd. De installatieverantwoordelijken moeten afspraken maken over de bedrijfsvoering voor zover er onderlinge beïnvloeding is. Deze afspraken moeten vastliggen in een ‘installatie grensovereenkomst’, op te nemen in de lokale bedrijfsvoeringshandboeken.

2.1.3 Bedrijfsvoeringstaken

De taken “bewaken en schakelen op afstand” worden uitgevoerd door:

  • bedieningsdeskundigen.

Handmatig schakelen wordt uitgevoerd door of namens:

  • werkverantwoordelijken.
2.1.4 Werkzaamheden

Alle werkzaamheden vallen onder de verantwoordelijkheid van de werkverantwoordelijke.

Bij meerdere werkzaamheden met afzonderlijke werkverantwoordelijken moet de installatieverantwoordelijke een coördinerend werkverantwoordelijke schriftelijke aanwijzen als de te nemen veiligheidsmaatregelen, voor de afzonderlijke werkzaamheden, elkaar (kunnen) beïnvloeden. De coördinerend werkverantwoordelijke moet de werkzaamheden en veiligheidsmaatregelen op elkaar afstemmen.

Voor aanvang van de werkzaamheden moeten de werkverantwoordelijke en installatieverantwoordelijke overeenstemming hebben over de configuratie van de elektrische installatie. Daarnaast moet er een beschrijving zijn van de uit te voeren werkzaamheden aan, met of in de nabijheid van de elektrische installatie. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan mogen er wijzigingen aan de configuratie van de elektrische installatie en/of werkzaamheden worden uitgevoerd.

Toestemming om met de werkzaamheden te starten of om de installatie in te schakelen na de werkzaamheden mag niet worden gegeven op basis van signalen of vastgestelde tijdstippen.

Toestemming om met de werkzaamheden te beginnen en de elektrische installatie na voltooide werkzaamheden weer in te schakelen, mag alleen gegeven worden op basis van de feitelijk vastgestelde actuele situatie, dus niet op basis van signalen of vastgestelde tijdstippen. Wanneer de werkverantwoordelijke ervan overtuigd is dat de elektrische installatie opnieuw kan worden ingeschakeld, moet aan de installatieverantwoordelijke worden medegedeeld dat de werkzaamheden zijn voltooid en de elektrische installatie gereed is voor opnieuw inschakelen.

Indien de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de werkzaamheden wordt overgedragen, moeten de betrokken werkverantwoordelijken dit vastleggen met vermelding van het bijbehorende tijdstip.

De overdracht van verantwoordelijkheid voor de veiligheid en het tijdstip waarop deze overdracht heeft
plaatsgevonden, moeten worden vastgelegd. Zie “Verklaring 1, 2 en 3”.

De voorbereiding van werkzaamheden moet schriftelijk plaatsvinden. Voor repeterende werkzaamheden met eenzelfde risicoprofiel mag een algemeen geldende procedure worden opgesteld.

2.1.5 Toegang tot elektrische bedrijfsruimten

Ruimtes waar een elektrische gevarenbron staat opgesteld mogen alleen door de volgende personen worden betreden:

  • werkgever/eigenaar;
  • installatieverantwoordelijken;
  • bedieningsdeskundigen;
  • werkverantwoordelijken;
  • ploegleiders;
  • vakbekwame personen;
  • voldoende onderrichte personen;
  • leken onder toezicht van een aangewezen persoon.

De toegang tot deze ruimtes is aan regels gebonden. De installatieverantwoordelijke stelt deze toegangsregels op en is verantwoordelijk voor de naleving ervan.

De installatieverantwoordelijke is verantwoordelijk voor de uitgifte en het beheer van de toegangssleutels van deze ruimten.

2.2 Inlenen van personeel

Bij werkzaamheden op grond van een overeenkomst tot dienstverlening legt de organisatie schriftelijk vast hoe de verantwoordelijkheid voor de veiligheid tussen de partijen is geregeld, voordat met de werkzaamheden begonnen wordt.

Indien elektrotechnische werkzaamheden met in- en/of uitleenkrachten plaatsvinden, moeten beide werkgevers sluitende afspraken maken over de aanwijzing van genoemde personen en hun onderlinge gezagsrelatie.

Werkverantwoordelijken, vakbekwame personen en voldoende onderrichte personen, met wie een gezagsverhouding bestaat en aan wie werkzaamheden opgedragen zijn, zoals bij inleen- en uitzendkrachten, moeten een schriftelijke aanwijzing voor de betreffende installatie hebben.

Conform artikel 8 van de Arbeidsomstandighedenwet moet de werkgever ervoor zorg dragen dat ingeleend personeel kennis neemt van de specifieke veiligheidsvoorschriften uit dit EVH en het BVH voor de aan hen opgedragen werkzaamheden. De werkgever is bevoegd de aanwezigheid van de vereiste kennis te controleren.

2.3 Uitbesteden van werk

Conform artikel 8 van de Arbeidsomstandighedenwet moet de opdrachtnemer kennis genomen hebben van dit EVH en de overige relevante veiligheidsvoorschriften van de opdrachtgever. Deze informatie moet aan zijn werknemers verstrekt worden.

Als werkzaamheden uitbesteed worden, wordt in het contract geregeld hoe de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de werknemers geregeld is. De aannemer is ten minste gehouden aan de regels gesteld in dit EVH. Als volgens het contract de elektrotechnische veiligheid onder verantwoordelijkheid van de aannemer valt, moet deze schriftelijk vastleggen hoe de veiligheid van zijn werknemers gedurende de looptijd van het contract geregeld is.

Bij uitbesteding van de “bewaking en bediening” van de elektrische installaties moet de opdrachtnemer zich
houden aan de bedrijfsvoering documentatie. De opdrachtnemer moet borgen dat alle bedieningsdeskundigen kennis hebben van de bedrijfsvoering documentatie.

2.4 Registratie ongevallen en bijna-ongevallen

De organisatie is verplicht melding te maken van ongevallen en deze te registreren. Ook moet er een registratie plaatsvinden van bijna-ongevallen. Deze registratie moet opgenomen worden in het Arbo-jaarverslag en -jaarplan samen met een beschrijving van genomen of te nemen maatregelen.

Ongevallen en bijna-ongevallen in of nabij de elektrische installaties moeten worden gemeld aan de

strategisch

installatieverantwoordelijke.

2.5 Tekeningen

Het beheer van tekeningen is de verantwoordelijkheid van de installatieverantwoordelijke. Van elke installatie moeten bij de beheerder actuele tekeningen aanwezig zijn waarop alle informatie staat die voor de installatie belangrijk is. De installatieverantwoordelijke zorgt voor het beheer van de digitale versies.

De installatieverantwoordelijke is ervoor verantwoordelijk dat bij elke laag- en hoogspanningsverdeelinrichting een duidelijk en eenvoudig grondschema ter plaatse aanwezig blijft.

De installatieverantwoordelijke is ervoor verantwoordelijk dat aan de werkverantwoordelijke, die met de veiligheid met betrekking tot de werkzaamheden aan, met of nabij de elektrische installatie belast is, beschikt over actuele tekeningen.

Tijdens ombouwwerkzaamheden moeten de tekeningen die ter plaatse aanwezig zijn en blijven dagelijks met potlood of pen bijgewerkt worden, naar de laatste stand van de installatie. Hierbij moeten de volgende kleuren gebruikt worden.

  • rood: installatiedelen en kabels die verwijderd zijn;
  • blauw: nieuw geplaatste delen en kabels;
  • groen: opmerkingen.

De werkverantwoordelijke is ervoor verantwoordelijk dat de tekeningen dagelijks bijgewerkt worden. Na afronding van de werkzaamheden draagt de werkverantwoordelijke een kopie van de bijgewerkte set over aan de installatieverantwoordelijke.

Als elektrotechnische werkzaamheden geleid hebben tot wijziging van een elektrische installatie, moet de installatieverantwoordelijke ervoor zorgen dat de tekeningen binnen drie maanden na voltooiing van de werkzaamheden bijgewerkt zijn en centraal en decentraal (op locatie) vervangen zijn.

2.6 Waarschuwingen en voorlichting

De installatieverantwoordelijke moet ervoor zorgen dat bij alle toegangen tot afgesloten elektrische bedrijfsruimten, en daar waar buiten dergelijke ruimten kans bestaat om in aanraking te komen met onder spanning staande delen, op geschikte plaatsen doelmatige en duidelijke waarschuwingen aangebracht zijn.

De werkverantwoordelijke moet ervoor zorgen dat er, indien noodzakelijk, tijdens werkzaamheden geschikte waarschuwingsborden geplaatst worden om de aandacht te vestigen op mogelijke gevaren. Deze waarschuwingsborden moeten voldoen aan EG-richtlijn 92/58/EEG inzake veiligheids- en gezondheidssignalering.